Vandaag zijn er twee juridische kaders waarvan de sportwereld kan gebruikmaken: de reguliere arbeidswetgeving en de vrijwilligerswetgeving. In de praktijk blijken die echter niet te volstaan. De vrijwilligersvergoeding kan enkel onkosten dekken, terwijl de reguliere arbeidswetgeving te zwaar is voor de meeste sportclubs en de taken die er gebeuren. “Tussen beide stelsels gaapt een grote grijze zone, waarin onze sportclubs - vaak noodgedwongen - oneigenlijk gebruikmaken van de vrijwilligersvergoeding”, stelt Muyters. “Een nieuw volwaardig statuut vrijetijdswerk biedt daarvoor de oplossing.”
Fiscaal en sociaal kader
Alleen niet-commerciële organisaties kunnen een beroep doen op het nieuwe statuut, dat ook enkel van toepassing is op personen die zich ten dienste stellen van derden. In de sportsector kan bijvoorbeeld wel een trainer gebruikmaken van het systeem, maar niet een betaalde sportbeoefenaar. De maximumvergoeding bedraagt 15 euro per uur, voor maximaal 500 uur per jaar en met een plafond van 5000 euro per jaar. Praktisch heeft dat dus tot gevolg dat iemand die 15 euro bruto per uur krijgt, maximum 333 uur per jaar kan presteren. Die plafonds moeten terugval uit reguliere arbeid vermijden. Om van het nieuwe statuut te kunnen gebruikmaken, moet de vrijetijdswerker ook elders een volwaardig hoofdberoep hebben (minstens halftijds). Bij vrijetijdswerk is er ook geen opbouw van rechten in de sociale zekerheid en wordt de vergoeding aan 25 procent belast als diverse inkomsten, met een vrijstelling op de eerste dertig procent.
“Ik ga nu met dit voorstel in overleg met de federale regering om het zo snel mogelijk in de praktijk om te zetten”, besluit minister Muyters. “Op termijn kan dit stelsel mogelijk ook oplossingen bieden in andere sectoren, zoals bijvoorbeeld de brandweer, zij het dan misschien met andere plafonds en maxima.”
In De Ochtend op Radio 1 gaf de minister meer tekst en uitleg bij het nieuwe statuut. Beluister hier het volledige interview. (06:03)